BHV en Arbo

“Op zoek naar expertise op het gebied van BHV (Bedrijfshulpverlening) en Arbo (Arbeidsomstandigheden) om jouw organisatie naar een hoger niveau van veiligheid en welzijn te tillen? Welkom bij ons toonaangevende BHV- en Arbo-adviesbureau, waar we jouw partner zijn in het creëren van een veilige en gezonde werkomgeving voor jouw personeel.

Onze Diensten:

  1. BHV-trainingen: Onze deskundige instructeurs bieden uitgebreide BHV-trainingen om ervoor te zorgen dat jouw medewerkers voorbereid zijn op noodsituaties. Van levensreddende vaardigheden tot evacuatieprocedures, we zorgen ervoor dat jouw team goed getraind en zelfverzekerd is om snel te handelen in noodsituaties.
  2. Arbo-advies: Onze Arbo-adviseurs bieden gedegen expertise op het gebied van arbeidsomstandigheden, wettelijke vereisten en gezondheids- en veiligheidsrichtlijnen. We werken nauw samen met jouw organisatie om op maat gemaakte Arbo-oplossingen te ontwikkelen die voldoen aan alle regelgevende vereisten.
  3. Veiligheidsaudit: We voeren uitgebreide veiligheidsaudits uit om zwakke punten in jouw huidige veiligheidsprotocollen te identificeren en aanbevelingen te doen voor verbeteringen. Onze doelgerichte aanpak zorgt ervoor dat jouw organisatie voldoet aan de hoogste normen voor veiligheid en gezondheid.

Waarom voor ons kiezen?

  • Deskundigheid: Ons team van BHV-instructeurs en Arbo-adviseurs heeft jarenlange ervaring en is volledig op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in de sector.
  • Maatwerk: We begrijpen dat elke organisatie uniek is. Daarom bieden we oplossingen op maat die zijn afgestemd op jouw specifieke behoeften en doelstellingen.
  • Compliance: We zorgen ervoor dat jouw organisatie voldoet aan alle wettelijke vereisten op het gebied van BHV en Arbo, zodat je gemoedsrust hebt.
  • Veiligheidscultuur: We streven naar het creëren van een positieve veiligheidscultuur binnen jouw organisatie, waarin veiligheid en welzijn prioriteit hebben.

Bij ons BHV- en Arbo-adviesbureau begrijpen we dat de gezondheid en veiligheid van jouw medewerkers van het grootste belang zijn. We zijn er trots op dat we organisaties helpen om te gedijen door te investeren in de gezondheid en veiligheid van hun personeel. Samen werken we aan een betere, veiligere werkomgeving voor iedereen.”

shutterstock_80996662

Bedrijfshulpverlening en de arbeidsomstandigheden wet!

Hieronder staan ter informatie de wetsartikelen van de Arbowet inzake de BHV en belangrijke wijzigingen in de loop van de jaren.
Wenst u meer informatie en advies, neem dan contact
met ons op.

  

Wijzigingen

Per 1 juli 2005 is de Arbowet aangepast en kunnen werkgevers voortaan kiezen of zij een arbodienst inschakelen of dat zij een aantal arbozaken zelf gaan regelen. Voor welke optie u als werkgever ook kiest, het aanstellen van een preventiemedewerker is verplicht. De preventiemedewerker helpt de werkgever bij de dagelijkse veiligheid en gezondheid binnen de organisatie.

 

De Arbowet is ingaande 1 januari 2007 ingrijpend gewijzigd met grote gevolgen voor het bedrijfsleven. De belangrijkste reden schuilt in het feit dat er in Nederland 85.000 ongevallen per jaar plaatsvinden en dat de bestaande wetgeving niet heeft geleid tot terugdringing ervan. Voorts is in de Arbowet 2007 en het Arbobesluit 2007 de Europese Kaderrichtlijn veiligheid en gezondheid op het werk vertaald naar de Nederlandse situatie. Om het aantal ongevallen terug te dringen bleek een andere aanpak nodig. Er wordt een grotere verantwoordelijkheid bij de ondernemers gelegd. Dit betekent dat het in het oude Arbobesluit beschreven minimum aantal BHV’ers afhankelijk van aantal medewerkers is komen te vervallen. Het aantal benodigde BHV’ers wordt voortaan uitsluitend bepaald door middel van de RI&E. Het is de bedoeling dat branche organisaties zogenaamde arbocatalogie samenstellen. Vuurrood biedt hiervoor een mooie oplossing met het logboek.

Vanaf 1 januari 2010 is de nieuwe wet Kinderopvang van kracht. Op basis van die wet zijn ook bepalingen opgenomen ten aanzien van de Eerste Hulp. Meer info hierover…

 Wettelijke verplichtingen in uw BHV-organisatie

U bent wettelijk verplicht (Artikel 13 Arbowet) om één of meerdere Preventiemedewerkers aan te stellen binnen uw bedrijf.

De Preventiemedewerker is de medewerker binnen uw bedrijf die verantwoordelijk is voor het organiseren van alle preventieve voorzieningen op het gebied van veiligheid binnen uw bedrijf. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het organiseren van onderhoud van uw blusmiddelen.

De Arbowet zegt over het aanstellen van de Preventiemedewerker:
Lid 1 “De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van deze wet bijstaan door een of meer deskundige werknemers. Indien in het bedrijf of de inrichting van de werkgever een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging is ingesteld, wordt de keuze voor de deskundige werknemer, bedoeld in de eerste zin, en diens positionering, bepaald met instemming van die ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging.”

Lid 2 Voorzover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een combinatie van deskundige werknemers en andere deskundige personen.”

Lid 3 Indien er geen mogelijkheden zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door andere deskundige personen.” 

Daarnaast is binnen de Arbowet (Artikel 15) het aanstellen van BHV’ers een wettelijke verplichting.

De Arbowet zegt over het aanstellen van BHV’ers:

Lid 1 De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van artikel 3, eerste lid, onder e, van deze wet bijstaan door een of meer werknemers die door hem zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners.”

Lid 2 “Het verlenen van de bijstand houdt in elk geval in:

  • het verlenen van eerste hulp bij ongevallen;
  • het beperken en het bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van ongevallen;

  • het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting.”

Lid 3 “De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige opleiding en uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de in het tweede lid genoemde taken naar behoren kunnen vervullen.”

Opmerkingen bij uw BHV-organisatie

Hoewel taken zoals die van het Hoofd-BHV en de Ploegleider niet wettelijk zijn vastgelegd. Zijn deze taken wel van groot belang bij hun bijdrage aan een efficiënte en effectieve BHV-organisatie. Hierom raden wij u wel sterk aan om deze functionarissen ook op te nemen in uw BHV-organisatie.

Arbeidsomstandighedenwet versie 1-1-2007

Definities
Artikel 1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. werkgever:
1°. degene jegens wie een ander krachtens arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid, behalve indien die ander aan een derde ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid, welke die derde gewoonlijk doet verrichten;
2°. degene aan wie een ander ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid als bedoeld onder 1°.;
b. werknemer: de ander, bedoeld onder a.

2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder:
a. werkgever:
1°. degene die zonder werkgever of werknemer in de zin van het eerste lid te zijn, een ander onder zijn gezag arbeid doet verrichten;
2°. degene die zonder werkgever of werknemer in de zin van het eerste lid te zijn, een ander niet onder zijn gezag arbeid in een woning doet verrichten, in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen;
b. werknemer: de ander, bedoeld onder a.
3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b. ondernemingsraad: de ondernemingsraad, bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden;
c. personeelsvertegenwoordiging: de personeelsvertegenwoordiging, bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden;
d. toezichthouder: de toezichthouder, bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht, en als zodanig aangewezen op grond van artikel 24;
e. psychosociale arbeidsbelasting: de factoren seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten en werkdruk in de arbeidssituatie die stress teweeg brengen;
f. stress: een toestand die als negatief ervaren lichamelijke, psychische of sociale gevolgen heeft;
g. arbeidsplaats: iedere plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt;
h. arbeidsmiddelen: alle op de arbeidsplaats gebruikte machines, installaties, apparaten, transportmiddelen en gereedschappen;
i. arbeidsongeval: een aan een werknemer in verband met het verrichten van arbeid overkomen ongewilde, plotselinge gebeurtenis, die schade aan de gezondheid tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad en heeft geleid tot ziekteverzuim, of de dood tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad;
j. arbodienst: een dienst als bedoeld in artikel 14a, tweede en derde lid;
k. zelfstandige: degene die zonder werkgever of werknemer te zijn in de zin van het eerste of tweede lid arbeid verricht.
l. vrijwilliger: de persoon, die niet bij wijze van beroep arbeid verricht voor een privaatrechtelijk of publiekrechtelijk lichaam dat niet is onderworpen aan de vennootschapsbelasting dan wel voor een sportorganisatie en die geen werknemer is in de zin van artikel 2 van de Wet op de loonbelasting 1964.

4. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. beboetbaar feit: een handeling of een nalaten in strijd met deze wet of de daarop berustende bepalingen, terzake waarvan een boete kan worden opgelegd en welke handeling of nalaten in de Wet op de economische delicten niet als economische delict is aangemerkt;
b. boete: de bestuurlijke sanctie die bestaat uit de onvoorwaardelijke verplichting tot het betalen van een bepaalde geldsom aan de Staat.

 

Arbobeleid
Artikel 3
1. De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht neemt:
a. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd organiseert de werkgever de arbeid zodanig dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer;
b. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd moeten de gevaren en risico’s voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de bron daarvan worden voorkomen of beperkt; naar de mate waarin dergelijke gevaren en risico’s niet bij de bron kunnen worden voorkomen of beperkt, worden daartoe andere doeltreffende maatregelen worden getroffen waarbij maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorrang dienen te hebben boven maatregelen gericht op individuele bescherming; slechts indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen worden getroffen die zijn gericht op individuele bescherming, worden doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer ter beschikking gesteld;
c. de inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud worden zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke eigenschappen van werknemers aangepast;
d. monotone en tempogebonden arbeid wordt, zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd, vermeden dan wel, indien dat niet mogelijk is, beperkt;
e. doeltrefende maatregelen worden getrofen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen, en doeltrefende verbindingen worden onderhouden met de desbetrefende externe hulpverleningsorganisaties;
f. elke werknemer moet bij ernstig en onmiddellijk gevaar voor zijn eigen veiligheid of die van anderen, rekening houdend met zijn technische kennis en middelen, de nodige passende maatregelen kunnen nemen om de gevolgen van een dergelijk gevaar te voorkomen, waarbij artikel 29, eerste lid, derde zin, van overeenkomstige toepassing is.

2. De werkgever voert, binnen het algemeen arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid gericht op voorkoming en indien dat niet mogelijk is beperking van psychosociale arbeidsbelasting.

3. Ter uitvoering van het eerste lid draagt de werkgever zorg voor een goede verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de bij de werkgever werkzame personen, waarbij hij rekening houdt met de bekwaamheden van de werknemers.

4. De werkgever toetst het beleid regelmatig aan de ervaringen die daarmee zijn opgedaan en past de maatregelen aan zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring daartoe aanleiding geeft.

 

Inventarisatie en evaluatie van risico’s
Artikel 5
1. Bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid legt de werkgever in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich brengt. Deze risico-inventarisatie en -evaluatie bevat tevens een beschrijving van de gevaren en de risico-beperkende maatregelen en de risico’s voor bijzondere categorieën van werknemers.

2. In de risico-invenatrisatie en –evaluatie wordt aandacht besteed aan de toegang van werknemers tot een deskundige werknemer of persoon, bedoeld in de artikelen 13 en 14, of de arbodienst.

3. Een plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen zullen worden genomen in verband met de bedoelde risico’s en de samenhang daartussen een en ander overeenkomstig artikel 3, maakt deel uit van de risico-inventarisatie en -evaluatie. In het plan van aanpak wordt tevens aangegeven binnen welke termijn deze maatregelen zullen worden genomen.

4. De risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aangepast zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of werkomstandigheden of de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe aanleiding geven.

5. Indien de werkgever arbeid doet verrichten door een werknemer die hem ter beschikking wordt gesteld, verstrekt hij tijdig voor de aanvang van de werkzaamheden aan degene, die de werknemer ter beschikking stelt, de beschrijving uit de risico-inventarisatie en evaluatie van de gevaren en risicobeperkende maatregelen en van de risico’s voor de werknemer op de in te nemen arbeidsplaats, opdat diegene deze beschrijving verstrekt aan de betrokken werknemer.

 

Voorkomen van gevaar voor derden
Artikel 10
1. Indien bij of in rechtstreeks verband met de arbeid die de werkgever door zijn werknemers doet verrichten in een bedrijf of een inrichting of in de onmiddellijke omgeving daarvan gevaar kan ontstaan voor de veiligheid of de gezondheid van andere personen dan die werknemers, neemt de werkgever doeltreffende maatregelen ter voorkoming van dat gevaar.

2. Het niet naleven van het eerste lid is een overtreding.

 

Bijstand deskundige werknemers op het gebied van preventie en bescherming
Artikel 13
1. De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van deze wet bijstaan door een of meer deskundige werknemers.

2. Voorzover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een combinatie van deskundige werknemers en andere deskundige personen.

3. Indien er geen mogelijkheden zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door andere deskundige personen.

4. De werknemers en de andere deskundige personen beschikken over een zodanige deskundigheid, ervaring en uitrusting, zijn zodanig in aantal, gedurende zoveel tijd beschikbaar en zodanig georganiseerd, dat zij de bijstand naar behoren kunnen verlenen.

5. De werkgever stelt de werknemers in de gelegenheid de bijstand zelfstandig en onafhankelijk te verlenen. De werknemers worden uit hoofde van een juiste taakuitoefening niet benadeeld in hun positie in het bedrijf of de inrichting. Artikel 21, vierde zin, van de Wet op de ondernemingsraden is van overeenkomstige toepassing.

6. De deskundige personen verlenen hun bijstand met behoud van hun zelfstandigheid en van hun onafhankelijkheid ten opzichte van de werkgever.

7. Het verlenen van bijstand omvat in ieder geval:
a. het verlenen van medewerking aan het verrichten en opstellen van een risico-inventarisatie en -evaluatie als bedoeld in artikel 5;
b. het adviseren aan onderscheidenlijk nauw samenwerken met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging, of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers, inzake de genomen en de te nemen maatregelen, gericht op een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid;
c. de uitvoering van de maatregelen, bedoeld in onderdeel b, dan wel de medewerking daaraan.

8. Een afschrift van een advies als bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, wordt aan de werkgever gezonden.

9. In de risico- inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5, worden de maatregelen beschreven die nodig zijn om te voldoen aan het vierde en tiende lid.

10. In afwijking van het eerste tot en met het derde lid, kunnen bij werkgevers met niet meer dan 25 werknemers de taken in het kader van de bijstand ook worden verricht door de werkgever zelf, indien deze natuurlijk persoon is, of door de directeur indien de werkgever rechtspersoon is, indien deze personen beschikken over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting om deze taken naar behoren te vervullen.

 

Deskundige bijstand op het gebied van bedrijfshulpverlening
Artikel 15
1. De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van artikel 3, eerste lid, onder e, van deze wet bijstaan door een of meer werknemers die door hem zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners.

2. Het verlenen van de bijstand houdt in elk geval in:
a. het verlenen van eerste hulp bij ongevallen;
b. het beperken en het bestrijden van brand en het voorkomen en beperken van de gevolgen van ongevallen;
c. het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting;
d. het alarmeren van en samenwerken met hulpverleningsorganisaties in verband met de in de onderdelen a tot en met c bedoelde bijstand.

3. De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige deskundigheid, ervaring, opleiding en uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de in het tweede lid genoemde taken naar behoren kunnen vervullen.

 

Operationaliteit, bereikbaarheid, beschikbaarheid en aanwezigheid

Artikel 18
1. De bedrijfshulpverlening wordt zodanig georganiseerd dat binnen enkele minuten na het plaatsvinden van een ongeval of brand de bedrijfshulpverleningstaken op adequate wijze kunnen worden vervuld.

2. Zodanige organisatorische maatregelen worden genomen dat bij een ongeval of brand na aankomst van hulpverleningsorganisaties deze op adequate wijze kunnen worden bijgestaan.
3. Onder alle omstandigheden en met inachtneming van artikel 2.19 zijn bedrijfshulpverleners bereikbaar en beschikbaar om bij een ongeval of brand de bedrijfshulpverleningstaken te vervullen.
4. Indien de veiligheid of de gezondheid van andere werknemers in de nabije omgeving kunnen worden bedreigd, worden door de betrokken werkgevers op het gebied van de bedrijfshulpverlening zodanige organisatorische maatregelen genomen dat de betrokken bedrijfshulpverleners bij een ongeval of brand over en weer bijstand kunnen verlenen.  
 

Eis tot naleving

Artikel 27

1. Een daartoe aangewezen toezichthouder kan aan een werkgever een eis stellen betreffende de wijze waarop een of meer bepalingen gesteld bij of krachtens deze wet moeten worden nageleefd.

2. Een eis vermeldt van welke regelen hij de wijze van naleving bepaalt en bevat de termijn waarbinnen eraan moet zijn voldaan.

3. De werkgever is verplicht om aan de eis te voldoen. De werknemers zijn verplicht aan de eis te voldoen voor zover zulks bij de eis is bepaald. De werkgever draagt zorg dat de werknemers van de op hen rustende verplichting zo spoedig mogelijk in kennis worden gesteld.

4. Voor de toepassing van de vorige leden worden met een werkgever gelijkgesteld: de in artikel 16, zevende, achtste en negende lid bedoelde personen voor zover het betreft de krachtens dat artikel omschreven verplichtingen.

5. Een eis kan worden gesteld tot naleving van de artikelen 3, 4, 5, 6, 8, 11, 13, eerste tot en met vierde lid, negende en tiende lid, 14, eerste, tweede en zevende lid, 14a, tweede, derde en vierde lid, 15, eerste en derde lid, 16, voorzover dat bij de krachtens dat artikel gestelde regels is bepaald, 18 en 19.

 

Beboetbare feiten
Artikel 33
1. Als beboetbaar feit wordt aangemerkt de handeling of het nalaten in strijd met de artikelen 3, 4, 5, 8, 9, eerste lid, 11, 13, eerste tot en met vierde lid, negende en tiende lid, 14, eerste, tweede en zevende lid, 14a, tweede, derde en vierde lid, 15, eerste en derde lid, 18, 19. Terzake van de feiten bedoeld in de vorige volzin, kan een boete worden opgelegd van de eerste categorie.

2. Als beboetbaar feit wordt tevens aangemerkt de handeling of het nalaten in strijd met artikel 16, tiende lid, voor zover het niet naleven van de in dat artikellid bedoelde voorschriften en verboden bij algemene maatregel van bestuur is aangemerkt als beboetbaar feit. Terzake van de feiten, bedoeld in de vorige volzin, wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald of een boete kan worden opgelegd van de eerste of tweede categorie.

3. Een beboetbaar feit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt aangemerkt als een strafbaar feit, indien tweemaal binnen een een aan de dag van het constateren van dat beboetbare feit voorafgaande periode van 48 maanden, met respectievelijke tussenliggende perioden van ten hoogste 24 maanden, voor een beboetbaar feit bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting een boete is opgelegd die onherroepelijk is geworden.

4. Geen boete kan worden opgelegd terzake van bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten.

5. De handeling of het nalaten, bedoeld in het derde lid, is een overtreding.

 

Aanduiding pleger beboetbaar feit
Artikel 33a
1. Beboetbare feiten kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen.

2. Indien een beboetbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, kan de boete worden opgelegd aan:
1°. de rechtspersoon, of
2°. degene die opdracht heeft gegeven tot de gedraging waardoor de verplichtingen die voortvloeien uit deze wet of de daarop berustende bepalingen niet zijn nageleefd alsmede tegen hem die feitelijke leiding heeft gegeven aan die gedraging, of
3°. de onder 1° en 2° genoemde tezamen.

3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt met een rechtspersoon gelijkgesteld:
1°. de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid,
2°. de maatschap,
3°. de rederij en
4°. het doelvermogen.

 

 Hoogte boete en recidive
Artikel 34
1. Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar legt de boete op aan de natuurlijke of rechtspersoon op wie de verplichtingen rusten die voortvloeien uit deze wet en de daarop berustende bepalingen, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als beboetbaar feit.

2. De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, is niet reeds aangewezen als toezicthouder

3. De hoogte van de boete die ten hoogste voor een beboetbaar feit kan worden opgelegd is gelijk aan de geldsom van de categorie die voor het beboetbaar feit is bepaald.

4. Er zijn 2 categorieën:
1°. de eerste categorie: € 9.000,00;
2°. de tweede categorie: € 22.500,00.

5. Onze minister stelt beleidsregels vast waarin is aangegeven hoe de hoogte van de op te leggen boete wordt bepaald.

6. Onverminderd het vierde lid verhoogt de aangewezen ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, op te leggen boete met 50%, indien op de dag van het constateren van het beboetbare feit nog geen 24 maanden zijn verstreken nadat een eerder beboetbaar feit bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting is geconstateerd en de boete wegens het eerdere beboetbare feit onherroepelijk is geworden.

7. Voor zover de boete nog niet is geïnd vervalt zij door het overlijden van degene aan wie zij is opgelegd.

Heeft u interesse interesse en wilt u onze opleidingen bekijken?

Is veiligheid op uw werkvloer een eis? bekijk onze service.